Met de honingbij gaat het eigenlijk wel goed. Er kunnen bijenvolkeren doodgaan, maar imkers kunnen deze ook weer aanvullen. Zij kunnen ook ingrijpen als een volk honger heeft en er onvoldoende bloemen ter beschikking zijn. Het verzamelen en opslaan van stuifmeel is erg belangrijk, maar daar kan de imker weinig aan doen.
Het zijn de wilde en solitaire bijen waarmee het minder goed tot slecht gaat. Er bestaan enorm veel soorten solitaire bijen, waarvan een groot aantal een bepaalde plant nodig heeft voor het voorbestaan.
Rustig, maar met sprankelende ogen vertelt Paul Pluijms over zijn honingbijen. Op zijn laptop laat hij de ene foto na de andere zien uit tientallen mappen met foto’s en documenten van en over bijen. Een hobby die hij al haast vijftig jaar beoefent.
De Gestelse bijenvereniging St. Ambrosius – genoemd naar de patroonheilige van de imkers – bestaat nog uit tien leden. Aan het Laantje Zegenwerp staat de bijenhal van de vereniging met verschillende bijenkasten. De bijenvereniging bestaat al erg lang; ooit was er zelfs een bijengilde in Sint Michielsgestel.
“Het is belangrijk om de rust in de kast te bewaren. De imker moet alleen ingrijpen wanneer dit echt nodig is.”
Alleen de bijenkoningin zorgt voor het leggen van eitjes en is daarmee enorm belangrijk: zij bepaalt voor een groot gedeelte de eigenschappen in het volk. Ze begint haar leven, net als de gewone werkbij, als eitje, larf, pop. Door speciale voeding, koninginnengelei genoemd, groeit ze na zestien dagen uit tot een koningin. Door die gelei heeft ze bijzonder grote eierstokken ontwikkelt waarmee ze wel duizend eitjes per dag kan leggen.
In tegenstelling tot de gewone werkbij, kan de koningin wel vier jaar oud worden. Anders dan haar titel doet vermoeden, zijn het de werkbijen die het voor het zeggen hebben.
Imkers zoeken de larfjes die koninginnen moet worden met zorg uit; ze moeten afkomstig zijn van een ras met goede eigenschappen.
Na een bruidsvlucht, waarin ze met verschillende mannetjes (darren) paart, slaat de koningin het sperma van de darren op. De eitjes die ze daarna legt, kunnen zowel bevrucht als onbevrucht zijn. De onbevruchte eitjes legt ze in een grotere cel, hieruit worden de darren geboren. De werkbijen (vrouwtjes) komen uit bevruchte eitjes die in kleinere cellen zijn gelegd. Hoe dit proces van selectie werkt, is tot op heden nog een vraagteken.
Paul Pluijms vertelt: “De cyclus van ei naar werkbij duurt zo’n 21 dagen. De werksters gaan na het ontpoppen meteen aan het werk. De eerste drie weken in de kast, daarna als vliegbij.
In de zomerperiode hebben ze een levensduur van zes weken. Worden ze in de nazomer geboren, leven ze iets langer. Ze hebben dan weinig of geen broed meer waarvoor ze moeten zorgen en behouden ze een betere conditie met veel eiwitreserves. Deze bijen halen het voorjaar om te werken aan een groot, sterk volk dat geschikt is om honing te halen.
Als de werkbijen na de zomer minder stuifmeel ophalen en ze zuinig aan moeten doen, zijn het de darren die het onderspit delven. Eerst krijgen ze minder te eten waardoor ze verzwakken, dan worden ze de korf uitgewerkt en gaan dood: de zogenaamde darrenslacht. In de winter zie je daarom geen darren.
Wat het houden van bijen zo bijzonder maakt, is dat ze niet alleen mooi zijn om naar te kijken of omdat ze honing en bijenwas maken. Het is het hele proces eromheen. Door de bloeiperiodes van planten in de gaten te houden, weten de imkers welke honingsoort de bijen halen. Daarbij houden imkers ook de weersvoorspellingen in de gaten. Als het lang koud en nat is geweest, moeten de bijen gecontroleerd worden op hun voedselvoorraden. Te weinig voedsel is funest voor het volk. Ook de bijenwas die van de raten afgestoken wordt, krijgen de bijen terug. Deze likken ze helemaal schoon.
De solitaire bijen ervaren naast regenbuien ook hinder van het snoeien van planten en struiken, en het ontbreken van bepaalde planten. Solitaire bijen zijn ook gebaat met de bijenhotels. Deze bijensoorten slaan wel wat honing en stuifmeel op, maar veel minder dan de honingbij. Als de solitaire bijen hun stuifmeel niet kunnen verzamelen, komen ze de winter niet door. Zij hebben geen imkers die voor ze zorgen.
Zoals eerder gezegd, bestaat imkervereniging St. Ambrosius nog slechts uit tien personen. “Meer leden zou fijn,” oppert Paul Pluijms. “Mochten er mensen geïnteresseerd zijn, kunnen ze op de site van de NBV (Nederlandse Bijenhoudersvereniging) informatie vinden over onze vereniging en andere verenigingen. https://www.bijenhouders.nl
Hierop is ook een uitgebreid aanbod van cursussen te vinden om met bijen te kunnen beginnen. Op de site kun je tevens melding maken als je een Aziatische hoornaar hebt gespot. Hij lijkt op een uit de kluiten gewassen wesp, maar dan geler en met gele poten. Het is een grote vijand van een bijenvolk. Liever niet doodslaan, maar volgen naar het nest zodat deze (door professionals) verwijderd kan worden.