Gerard Raaymakers groeide op in een ondernemersgezin. Het liefst was hij timmerman geworden, maar het vroegtijdig overlijden van zijn vader dwong hem samen met zijn broer en zussen mee te helpen in de slagerij.
De zaken gingen goed en de slagerij werd uitgebreid met een tweede winkel aan het Petrus Dondersplein. Daar werd Gerard het lachende gezicht achter de toonbank wat hem de bijnaam De lachende Slager opleverde. Waar of wanneer je Gerard ook zag, het eerste wat opviel, was de hartverwarmende lach op zijn gezicht.
Gerard kon niet stilzitten. Was hij in zijn vrije tijd niet in zijn tuin bezig, dan was hij wel aan het klussen of druk met zijn vogeltjes. In zijn jonge jaren was hij ook een fervent hardloper en deed mee met verschillende hardloopwedstrijden.
Hij was een familieman en ging graag met zijn gezin naar de camping. De caravan werd later ingeruild voor een boot en het echtpaar Raaymakers bracht menig tijd door op het water, samen met de kinderen, kleinkinderen en vaak ook vrienden.
Muziek speelde een belangrijke rol in Gerards leven. Hij vond het heerlijk om ernaar te luisteren, maar zeker ook om zelf muziek te maken. Als lid van het eerste uur bij carnavalsvereniging De Bokkenrijders, blies hij graag een deuntje mee op zijn saxofoon. Carnaval vieren zat in zijn bloed. De Bres, het begin van carnaval, werd jarenlang culinair ingeleid met de heerlijke erwtensoep en stamppot met worst van Ans en Gerard. Het was een van de vele verdiensten die hem de benoeming “Grootste Pronkbok” opleverde.
Een andere onderscheiding die niet onbenoemd mag blijven, is de koninklijke onderscheiding die hij opgespeld kreeg voor zijn jaren in de slagerij, zijn 66-jarig jubileum bij De Bokkenrijders en zijn jarenlange inzet voor de vrijwillige brandweer. Op zijn 26ste werd Gerard lid van de vrijwillige brandweer. Helaas moest hij vanwege gezondheidsklachten na vijftien jaar al stoppen, maar dat weerhield hem niet zich op andere manieren voor de brandweer in te zetten. Zo maakte hij muziek met de brandweerband, verzorgde hij samen met Ans snertavonden en was hij op andere manieren actief bij activiteiten van de brandweervereniging. Bij de spellendag van de brandweer deelde hij met Ans menig broodje rookworst uit aan de deelnemende Gestelse schooljeugd.
Wat was hij trots op het lintje dat hij uit naam van de koning kreeg opgespeld: Lid in de Orde van Oranje-Nassau.
Zijn gezondheid ging de laatste jaren snel achteruit, maar Gerard was er de man niet naar om bij de pakken neer te zitten. “Een Raaymakers krijgen ze niet kapot” was zijn devies.
De laatste maanden verbleef hij op afdeling Orchidee van zorgcentrum De Beemden, waar hij de verpleging “zijn vriendinnen” noemde.
Hoe beperkt hij ook werd in zijn doen en laten, hij slaagde er steeds in de lach op zijn gezicht te behouden en het beste ervan te maken. Zelfs op de avond van 4 september jl. riep hij nog een opgewekt “houdou” naar zijn vrouw en kinderen. Een klein uurtje later sliep hij vredig in. Gerard werd 86 jaar.